Verliezers: wie werd er net geen president
Waar gewonnen wordt, wordt ook altijd verloren. En meestal zijn er meer verliezers dan winnaars. In de Amerikaanse presidentsrace hebben we net weer een verliezer kunnen toevoegen. Een grote troost voor John Kerry: Hij is in goed gezelschap. We zetten een aantal verliezers van de race om het Witte Huis op een rijtje.
William Jennings Bryan (D)
Verloor in: 1896 (McKinley), 1900 (McKinley), 1908 (Taft)
William Jennings Bryan is de grootste verliezende presidentskandidaat ooit. Als democraat deed hij maar liefst drie keer mee met de presidentsverkiezingen, en verloor alle keren. De eerste twee maal met minder dan een miljoen stemmen verschil, alhoewel daarbij moet worden aangetekend dat dat destijds wel zo’n 10 procent verschil was. Vrouwenkiesrecht bestond nog niet, en Bryan, een uiterst moreel en religieus mens, zou met de vrouwenstem ongetwijfeld gewonnen hebben.
Toch was Bryan, in tegenstelling tot een aantal presidenten tijdens zijn politieke loopbaan, een invloedrijk politiek figuur. Voor zijn eerste nominatie als presidentskandidaat in 1896 versloeg hij de zittende president Grover Cleveland als kandidaat voor de Democraten, wat ook in die tijd ongewoon was. In de roerige jaren rond de eeuwwisseling bleef de welbespraakte Bryan bepalend in de Amerikaanse politiek. Als een echte populist was hij tegen de Republikeinse industriële elite, en stond hij pal achter de verarmde boeren en stedelijke “Progressives”, die streden voor maatschappelijke hervormingen. Bryan was een groot voorstander van de Amerikaanse drooglegging (van drank), maar als devoot christen een tegenstander van de leer van Charles Darwin. Zijn creationistische ideeën werden uiteindelijk zijn grootste politieke nederlaag tijdens het zogenaamde Scopes-proces. Dit was een rechtszaak die de staat Tennessee aanspande tegen een leraar, John T. Scopes, die in zijn lessen de evolutieleer onderwees. Dit was echter tegen de wet in Tennessee, die de leer van Darwin verbood. Het proces werd ook wel “Monkey-trial” genoemd, naar de vermeende staboom van de homo sapiens. Bryan getuigde voor de aanklagers, maar kwam voor advocaat Clarence Darrow zo onder vuur te liggen dat hij overkwam als een onverdraagzame, ultraconservatieve fundamentalist. De rechtszaak werd weliswaar verloren door Scopes (hij moest 100 dollar betalen), maar de vernederde Bryan overleed vijf dagen na de uitspraak.
Thomas E. Dewey (R)
Verloor: 1944 (Roosevelt), 1948 (Truman)
Zoals u op de foto (uit 1948) kunt zien is dit niet Thomas E. Dewey, maar toenmalig president Harry S. Truman. De Chicago Daily Tribune was iets te vlot met het uitroepen van de nieuwe president in 1948. Een opmerkelijke fout, want de uiteindelijke uitslag was niet eens echt close. Truman won met 24,1 miljoen stemmen, tegenover 21,9 miljoen voor Dewey.
Toch leek Dewey’s kans op het presidentsschap groot. De Democraten waren verdeeld over de koers. Zuidelijke democraten waren tegen Trumans steun voor de burgerrechten van de zwarte bevolking, conservatieven vonden hem te laks tegen het communisme, en de sociale programma’s van de New Deal verdeelden het land tot op het bot. Bovendien was Dewey, sinds 1942 gouverneur van New York, een liberale republikein, die ook veel democraten kon aanspreken. Tegen hem spraken zijn kille, berekenende persoonlijkheid (“You have to know him to dislike him”, werd over hem gezegd). En hij maakte een grote fout.
Overtuigt dat hij een makkelijke overwinning zou halen, stak Dewey niet al teveel moeite in de campagne. Maar Truman liet zich onverwacht als ras”campaigner” gelden. Hij toerde door het hele land, gaf meer dan 350 speeches, en legde 50.000 kilometer af per trein. En werd uiteindelijk gekozen als president.
Na dit tweede verlies bleef Dewey politiek actief. Hij werd in 1950 voor een derde keer als gouverneur gekozen, en hielp als prominent republikein in 1952 Dwight D. Eisenhower aan het presidentsschap.
Triviaal: Disney-tekenaar Al Taliaferro, bedenker van de neefjes van Donald Duck (Huey, Dewey and Louie), noemde “Kwek” naar de gouverneur.
Adlai E. Stevenson (II)(D)
1952 (Eisenhower), 1956 (Eisenhower)
Stevenson kwam uit een familie van politici. Zijn grootvader, Adlai E. Stevenson (I), was vice-president onder Grover Cleveland in 1892-96. Zijn zoon, Adlai E. Stevenson (III) schopte het tot senator voor de staat Illinois.
Stevenson is wellicht de meest intellectuele presidentskandidaat die de VS ooit hebben gehad, en een van de meest conservatieve. Zijn nominatie in 1952 was ongewoon: President Harry Truman stelde zich niet voor een tweede termijn beschikbaar, maar Stevenson, gouverneur in Illinois, speelde in eerste instantie dat hij niet geïnteresseerd was in een kandidatuur. Pas toen de bijeengeroepen Democratische conventie hem opriep om te verschijnen, accepteerde hij de nominatie.
Hij had het moeilijk in de campagne. Als Democraat werd hij geassocieerd met het beleid van Truman, die in de laatste jaren van zijn presidentsschap mateloos impopulair was geworden. Bovendien nam hij het op tegen oorlogsheld Eisenhower.
Hoewel zijn welbespraaktheid en gevoel voor humor onder de Amerikaanse intelligentsia op prijs werd gesteld, maakte het weinig indruk op de gewone Amerikaan. Hij verloor kansloos.
Na zijn nederlaag trok Stevenson zich terug uit de landelijke politiek en ging reizen door Europa, Azië en het Midden-Oosten, en werkte gestaag aan zijn internationale netwerk.
In 1956 leek de kans op een democratische overwinning groot. Vier jaar Eisenhower waren redelijk kleurloos geweest (de president gebruikte de Oval Office voornamelijk als golfbaan), en een hartaanval van Ike leek een teken van ongeschiktheid voor de zware functie. Stevenson werkte harder aan zijn populariteit, en probeerde “gewoner” over te komen door bijvoorbeeld grammaticale fouten (!) te maken in artikelen en speeches. Het mocht niet baten. Eisenhower herstelde van zijn hartaanval, en Stevenson verloor opnieuw kansloos.
In 1960 steunde Stevenson John F. Kennedy, nadat hij zich eerder niet bepaald gecharmeerd van de latere president toonde. Na zijn overwinning beloonde Kennedy Stevenson met het ambassadeursschap bij de Verenigde Naties. Hier beleefde Stevenson zijn “finest hour”, toen hij tijdens de Cuba-rakettencrisis aan de volledige VN-vergadering aan de hand van foto’s en filmopnames bewees dat de Russen wel degelijk raketten op Cuba stationeerden.
Barry M. Goldwater (R)
Verloor in: 1964 (Johnson)
Barry Goldwater was de wraak van de Republikeinse rechtervleugel. Ze voelden zich geschoffeerd door Eisenhower, die op vaak meer leek op een gematigde Democraat dan een echte Republikein. De nominatie van Goldwater moest daar verandering in brengen. De senator uit Arizona werd verslagen met een historisch overwicht voor toenmalig president Lyndon B. Johnson. Nog nooit werd een presidentskandidaat zo verpulverd in een verkiezing. Maar historici vinden de kandidatuur om een andere reden historisch. De nominatie van Goldwater en de campagne voor zijn verkiezing worden over het algemeen gezien als het echte begin van de New Right als dominante politieke beweging.
De New Right was een beweging die opkwam in de nieuwe boomtowns van na-oorlogs Amerika, de buitenwijken, of sub-urbs. Deze zeeën van vrijstaande huisjes met garage en grote tuin werden in de jaren vijftig en zestig bereikbaar voor mensen van bescheiden komaf. Ze waren plots welvarend, vaak gelovig en geloofden in hun eigen Utopia van buitenwijken. Dit leven in suburbia kwam echter steeds meer in contrast te staan met de counter-culture die zich voordeed in de steden en op universiteiten, en de burgerrechtenbeweging. De New Right sprak zich uit tegen de bedreigingen voor de suburbane mens, en richtte zijn pijlen op de “Linkse” overheid, de communistische invloeden in de Verenigde Staten en de uitwassen van de counter-culture.
Goldwater verwoordde dit gevoel precies. Hij was een grote vriend geweest van senator Joe McCarthy, die begin jaren vijftig een heksenjacht ontketende op mensen die werden verdacht van communistische sympathieën.
Maar de New Right vertegenwoordigde niet de ideeën van de meerderheid, en ook niet van iedereen in de Republikeinse partij. Bovendien had hij met Johnson een tegenstander van formaat, die alle middelen inzette om Goldwater te ondermijnen. Hij schilderde Goldwater af als rechtse oorlogszuchtige gek, en die boodschap kwam door. 1964 was het smerigste verkiezingsjaar dat de Amerikanen tot dan toe ooit hadden gezien. Hier kunt u enkele verkiezingsfilmpjes uit die tijd bekijken.
Na de verkiezingen was Goldwater uitgerangeerd in het gepolariseerde klimaat, maar hij kreeg vijftien jaar later, met de verkiezing van Ronald Reagan, hernieuwde aandacht. Goldwater speelde het spelletje niet mee en liet zijn afschuw blijken over de koers van de Republikeinse partij, die naar zijn mening was overgenomen door een “bunch of kooks”. Nog later zou hij Bill Clinton verdedigen in het Whitewater-schandaal en werd hij door de Republikeinen door net niet geroyeerd uit de partij. Hij stierf in 1998 op 89-jarige leeftijd.
Hubert Humphrey (D)
Verloor in: 1968 (Nixon)
Hubert Humphrey zal de geschiedenis ingaan als de presidentskandidaat die de kandidatuur won, maar de verkiezing verloor. De weg naar zijn nominatie was – op zijn zachts gezegd – rumoerig. Het was het hoogtepunt van de Vietnam-oorlog en de protesten ertegen. En in eerste instantie leek Humphrey niet op weg naar de kandidatuur, maar de kaarten vielen goed. Allereerst besloot president Lyndon Johnson op het laatste moment niet deel te nemen aan de race, zodat vice-president Humphrey de fakkel moest overnemen. Hij had echter geduchte concurrentie in de persoon van Robert Kennedy, de broer van de vermoorde president, die flink won in de primaries, maar die op 4 juni door Sirhan B. Sirhan werd doodgeschoten.
Een ander opstakel op Humphrey’s weg was Eugene McCarthy, een linkse anti-oorlogskandidaat. Humphrey, als verdediger van het beleid van Johnson, had de steun van de partijbonzen, maar de linkse achterban schaarde zich achter McCarthy. De splitsing in de partij liep uiteindelijk uit op een veldslag tijdens de beruchte Democratische Conventie in Chicago in 1968. Toen het stof was opgetrokken was Humphrey genomineerd, en de Democratische partij een trauma rijker.
Humphrey verloor uiteindelijk de verkiezingen nipt van Richard Nixon (31,2 mln tegen 31,7 mln). Hij bleef na zijn nederlaag actief als senator voor de staat Minnesota, en stierf tijdens zijn tweede ambtstermijn, in 1978.
George McGovern (D)
Verloor in: 1972 (Nixon)
Als Barry Goldwater de wraak van de Republikeinse rechtervleugel was, dan was George McGovern die van de Democratische linkervleugel. Maar daar stopte de overeenkomst met Goldwater niet: McGovern werd in de strijd tegen Richard Nixon net zo hard afgeserveerd als Goldwater acht jaar eerder.
George McGovern was oorspronkelijk een gematigde senator uit South Dakota, maar keerde zich in de loop van de jaren zestig steeds meer tegen de oorlog in Vietnam. Om die reden werd hij de kandidaat van de anti-oorlogsbeweging, en werden ook zijn andere standpunten steeds liberaler. Door een nieuwe manier van kandidatenselectie in de democratische voorverkiezingen kregen vooral jongeren, vrouwen en etnische minderheden een grote stem. Prompt werd –de van tevoren kansloos geachte- McGovern gekozen als kandidaat.
McGovern’s standpunten waren echter zo liberaal (amnestie voor dienstontduikers, legalisatie van marihuana) dat hij door president Richard Nixon moeiteloos als “radikaal” kon worden afgeschilderd. Bovendien wist “Tricky Dick” een aantal kaarten uit zijn mouw te toveren. Zo bleek McGovern’s Running Mate, Thomas Eagleton, een psychiatrische behandeling te hebben ondergaan. McGovern steunde Eagleton in eerste instantie, maar liet hem uiteindelijk toch vallen voor een Sargent Shriver.
Het democratische verlies was historisch en zuur. McGovern wist zelfs niet eens zijn eigen staat te winnen, iets wat voor die tijd nog nooit gebeurd was. Zijn verlies was net iets minder dan die van Goldwater, maar Nixon’s overwinning was geteld in kiesmannen enorm: 520 tegen 17. Hij won slechts 1 staat en het District of Colombia.
McGovern bleef na 1972 politiek actief als senator, maar zijn kandidatuur fungeerde als een keerpunt binnen de Democratische partij. De macht van links werd alsmaar minder, en de volgende Democratische presidentskandidaat was een Christelijke pindaboer uit het Zuiden.
Inmiddels is McGovern gepensioneerd en runt hij een boekwinkeltje in de Bitterroot Valley in Montana. Er zijn slechtere plekken om oud te worden, kan ik u verzekeren.
Walter Mondale (D)
Verloor in: 1984 (Reagan)
Dat het nog erger kon dan George McGovern bewees Walter Mondale in 1984. Ook Mondale won slechts 1 staat (zijn eigen Minnesota) en het District of Columbia. Een record van 13 kiesmannen. Maar, eerlijk is eerlijk, hij had toch zo’n 40 % van de stemmen.
Mondale was vice-president onder Jimmy Carter, en een ervaren politicus: hij was in de jaren zestig en zeventig senator voor Minnesota. Toch was zijn kandidatuur een zwaktebod. De Democratische partij zat in een diepe crisis na het verlies van Carter en het succes van Reagan vier jaar eerder. Uit wanhoop werd teruggegrepen op de enige kandidaat die zich nog kon herinneren hoe de verf in het Witte Huis rook. Maar Mondale was een echte oude “New Deal”-democraat. Een fossiel uit de tijd van Lyndon Johnson en Hubert Humphrey.
Slechts een ding maakte de nominatie van Mondale opmerkelijk: hij was de eerste presidentskandidaat die een vrouw, Geraldine Ferraro, uitkoos als running mate.
Maar de “oude” Mondale legde het af tegen de Ronald Reagan, die nog wel een stuk ouder was. Reagan lag vanaf het begin voor op Mondale, en die voorsprong werd nooit meer kleiner. De charismatische Reagan stelde zich op als de “vader van de natie” en liet campagnespotjes zien die een beeld uitstraalden dat het land rustig kon gaan slapen, want Reagan hield de wacht.
Na zijn nederlaag pakte Mondale zijn oude stiel als jurist weer op, maar werd door Clinton in 1993 benoemd als ambassadeur in Japan. In 2002 stelde hij zich op 74-jarige leeftijd opnieuw beschikbaar als kandidaat voor de senaat namens Minnesota, maar verloor nipt. Mondale is nu nog af en toe te zien in de verkiezingscampagne van John Kerry.
Michael Dukakis (D)
Verloor in: 1988 (Bush sr)
Er zullen maar weinig presidentsverkiezingen zijn geweest waarin het Amerikaanse volk zo ontevreden was over de kandidaten. Michael Dukakis, gouverneur van Massachusetts en een koele technocraat, was niet veel beter dan George Bush, volgens Maarten van Rossem behept met het charisma van een reiswekker. Maar uiteindelijk zou Dukakis de verkiezingen verliezen door zijn beschaafdheid: hij weigerde om negatieve campagnespotjes in te zetten. Bush had geen last van deze morele terughoudendheid. Met spotjes over de liberale, onverantwoordelijke politiek van Dukakis als gouveneur joeg hij Amerikanen de stuipen op het lijf. Met name het verstrekken van een weekendverlof aan moordenaar Willie Horton kwam Dukakis duur te staan. Horton kwam niet meer terug naar de gevangenis en verkrachte in 1987 een vrouw. Bush maakte dankbaar gebruik van de dreigende werking van dit verhaal.
Amerikanen herinneren zich vaak slechts 1 detail van de presidentiele race: de foto van Dukakis in gevechtstenue, aan boord van een militair voertuig. Dukakis leek -op z'n zachts gezegd- niet op zijn gemak in het tenue. Met deze foto diskwalificeerde hij zich definitief in de ogen van veel Amerikanen, en misschien is dat wel waar.
De uitverkiezing van Dukakis als kandidaat voor de Democraten had meer voeten in de aarde. De grootste kanshebber was in eerste instantie Gary Hart, die een vlotte, moderne uitstraling had, maar die regelmatig buiten de pot piste. Toen Hart werd betrapt met fotomodel Donna Rice was het gedaan met zijn politieke carriere.
Maar Dukakis kreeg het ook nog moeilijk met Jesse Jackson, een politiek talent die verbazend veel stemmen wist te winnen in de voorverkiezingen. Uiteindelijk gaf de steun van de machtige partijbonzen voor Dukakis de doorslag.
Na zijn nederlaag tegen Bush trok Dukakis zich terug uit de landelijke politiek en hij geeft nu politicologie aan de Northeastern University in zijn thuisstaat.
Detail: Dukakis haalde in 1988 meer stemmen dan Bill Clinton in 1992.
Bob Dole (R)
Verloor in: 1996 (Clinton)
Na vier Democratische losers eindelijk weer een Republikein in het zoeklicht. En niet zomaar eentje. Bob Dole was als sinds 1961 actief in de landelijke politiek, en is waarschijnlijk de presidentskandidaat met de meeste politieke ervaring ooit. Tijdens zijn deelname aan de verkiezingen in 1996 was hij maar liefst 73 jaar. In zijn lange politieke carriere was Dole geen backbencher, maar jarenlang fractieleider in de senaat. In de jaren zestig werd hij tot drie keer herkozen in het Huis van Afgevaardigden.
Toch valt Dole wel te vergelijken met Walter Mondale: Veel politieke ervaring, een ouwelullerige uitstraling, en het opnemen tegen een charismatische zittende president.
Want gaf de beperkte overwinning van Clinton in 1992 Republikeinen nog hoop voor de volgende verkiezingen, in 1996 werd Dole overtuigend verslagen.
Dole zelf maakte in de campagne geen overtuigende indruk, maar zijn vrouw Elizabeth stal de show. Ze had zelf ook politieke ambities (ze was zelfs uitdager van George Bush jr in 2000), en kwam over als een zelfverzekerd, vakbekwaam politicus. Ze werd in 2002 voor North Carolina in de Senaat gekozen.
Tegenwoordig fungeert Bob Dole nog wel eens als sidekick van CNN-presentator Larry King, en schrijft hij boeken.
Albert Arnold (Al) Gore (D)
Verloor in: 2000 (Bush)
De (voorlopige) hekkesluiter in het rijtje is ook wel de meest bestolen presidentskandidaat ooit. Verliezen met een meerderheid is all in the game, maar toch erg zuur. En wie is de schuldige? Zijn het die nare stembiljetten in Florida? Of die broer van George? Of die rechters van het Supreme Court? De weggekaapte stemmen door Groenen-kandidaat Ralph Nader?
Of was het Gore zelf, die met zijn besluit om de “besmette” Bill Clinton niet in te zetten als stemmentrekker zijn hand wellicht overspeelde? We lezen het over een aantal jaren in vuistdikke boeken over het Amerikaans politiek systeem.
Maar hoe je er ook over denkt, het was best sneu voor Gore. Hij deed al mee als presidentskandidaat in 1988, en was jarenlang lid van het Huis van Afgevaardigden voor zijn thuisstaat Tennessee. Daarna was hij acht jaar vice-president, en moest als devoot christen, zijn ogen vroom sluiten voor de morele glijbaan van president Clinton.
Maar misschien was Gore ook wel te schoon, te christelijk en te moreel. Clinton was dat allemaal niet, maar wist als geen ander warm en betrokken over te komen. Gore moest het doen met zijn stijfheid, zijn uiterst morele vrouw Tipper (die Al ooit op school ontmoette), en zijn vier bloedjes van kinderen.
Na zijn verlies raakte Gore in een identiteitscrisis, en liet pardoes een stoute baard staan. Zijn buik vol van verkiezingen weigerde hij zich kandidaat te stellen in 2004. Hij beperkt zich tot het schrijven van polemieken en het geven van speeches. Iets waar hij overigens erg goed in is.